De vier jaargetijden: winter

Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, december 2017

 

De winter is ’t laatste van de vier jaargetijden waar ik nog over moet schrijven. Dit seizoen maakt ’t me gemakkelijk (of juist niet!), want er is maar één woord voor in de Germaanse talen, juist: winter. Met een paar kleine varianten trouwens.

 

De oudste attestatie (bewijsplaats) is uit de 9e eeuw: uinter. Dat losse woord (glosse) stond als vertaling in een Latijnse tekst boven ’t woord gelu, dat ‘vorst’ of ‘ijs’ betekent. De eerste klank van ’t woord is met een u geschreven. Dat komt door ’t Latijn. In de volkstaal werd nog amper geschreven en als je ’t deed, dan gebruikte je dezelfde lettertekens als je voor ’t Latijn gebruikt. ’t Latijn heeft geen w, dan kies je een teken voor een verwante klank, de u. Meestal werd die u verdubbeld: uuintarmanoth ‘wintermaand’ [ca. 1050]. Dat werd later de w, die Engelsen en Amerikanen nog altijd double uu noemen (George W. Bush!).

 

Er bestaan geen met winter verwante woorden buiten de Germaanse talen. Over de herkomst van ’t woord bestaan veel hypothesen. Bijvoorbeeld deze: “verband met de wortel van water, met nasaal (een N, JS) als in de met water verwante woorden Latijn unda ‘golf’ en Litouws vanduõ ‘water’, Oudpruisisch wundan ‘id.’, en waarbij winter = ‘het natte jaargetijde’; of verband met Oudiers find ‘wit’, vanwege de kleur van de sneeuw. Geen ervan is morfologisch en semantisch overtuigend.” Aldus’t Etymologisch Woordenboek van het Nederlands.

 

Het gereconstrueerde Indo-Europese woord voor ‘winter’ luidt heim-. Nakomelingen van dat woord komen in de meest uiteenlopende en uiteen gelegen talen voor: Latijn hiems; Grieks kheĩma, kheimṓn; Sanskrit hímā; Avestisch zyā-; Litouws žiemà; Oudkerkslavisch zima (Russisch zimá). Dat zima is de benaming in ’t hele Slavische taalgebied geworden.

 

In de Romaanse talen is benaming terug te voeren naar een Latijns woord, te weten hiberna, dat verband moet houden met ’t al genoemd Latijnse hiems: Catalaans hivern; Spaans invierno; Frans hiver; Italiaans inverno; Portugees inverno; Roemeens iarna, enzovoorts.

 

In ’t Armeens (ten oosten van de Zwarte Zee) heeft ’t in de vorm jiwn de betekenis ‘sneeuw’ gekregen. Trouwens ’t Griekse kheĩma, betekent naast ‘winter’ ook ‘sneeuw’.

 

Voor Nederlanders roept de winter vaak de gedachte op aan vriezen, ijs, schaatsen en een gedroomde Elfstedentocht. Een oeroude Nederlandse of nog specifieker, een Hollandse sport. Dan zal de benaming schaats ook wel Hollands zijn, zou je denken. Maar dat is niet ’t geval. ’t Woord schaats is ontleend aan ’t Picardische (= Noordwest-Franse) escache dat ‘stelt’ betekent, net als de schaats, ook een hulpmiddel bij ’t voortbewegen. Vandaar die betekenisovergang naar de betekenis ‘schaats’.

 

 

De andere woorden voor ‘schaats’ zijn wel van Nederlandse origine. In Vlaanderen is schaverdijn ’t gewone woord en dat al minstens sedert de 16e eeuw. De kunstijsbaan in Hasselt (Belgisch Limburg) heet De Schaverdijn. Dat schaver is waarschijnlijk van ’t werkwoord schaven afkomstig.

 

Kiliaan noemt in zijn Woordenboek (anno 1599) nog schrickschoen, dat ook nog steeds gebruikt wordt in Belgisch Limburg. ’t Houdt verband met ’t werkwoord schrikken in de oude betekenis ‘met grote passen lopen’.

 

In Groningen, Drenthe en Overijsel is skeuvel of scheuvel de benaming. Dat woord is natuurlijk een afleiding van ’t werkwoord schuiven. Bij dit type benaming hoort ook Volendams skoveling van skoven.

 

In Friesland heet de schaats reed en dat komt van rijden.

 

De oudste schaatsen bestonden trouwens uit ’t schenkelbeen van een paard of rund. De oudste benaming voor schaats was dan ook schenkel, maar die naam lijkt uitgestorven te zijn.

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Twitter
It seems that widget parameters haven't been configured properly. Please make sure that you are using a valid twitter username or query, and that you have inserted the correct authentication keys. Detailed instructions are written on the widget settings page.
Over Jan Stroop
Jan Stroop is gastonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is dialectoloog maar zijn belangstelling gaat ook uit naar ontwikkelingen van het gesproken Nederlands. Zo heeft hij in 1997 ’t Poldernederlands ontdekt, een nieuwe variant van het ABN, die nog steeds ’t meest gehoord wordt bij hoogopgeleide vrouwen.
Lees verder >>