Home
Levensloop
Bibliografie
Artikelen
Lezingen
Interviews
Activiteiten
Columns
Gastenboek
Colofon
Contact
Stamboom
 
Bekijk de website
Poldernederlands
 

Columns

naar overzicht Columns



Spookspelling

(13 oktober 2005)

De beruchtste regel van de vorige (1995) en de huidige spellingregels (2005) is de regel van de tussen-n. Dat is de -n die we van de Taalunie moeten schrijven in woorden als bessensap, hondenhok, krantenartikel en pannenkoek. Er werd in 1995 nog een uitzondering gemaakt voor een paar categorieën woorden. Voorbeelden van de derde categorie zijn: paardebloem en kattestaart. De uitzonderingen van deze derde categorie zijn nu bij de hoofdregel gevoegd zodat we nu ook zouden moeten schrijven paardenbloem en kattenstaart, net als ruggengraat, hartenpijn, pannenkoek en vele meer.

Ik noem deze n-regel een vorm van spookspelling omdat deze n niet staat voor een of andere spraakklank maar voor een spook dat niet bestaat. Geen normaal mens spreekt een n uit in woorden als paardebloem, kattestaart, ruggegraat, hartepijn en pannekoek. En iets wat er niet is, hoeft niet door een lettersymbool te worden weergegeven. Daar denkt de Taalunie dus anders over.  Voor 't eerst in de geschiedenis van de  spellingherziening wordt niet de uitspraak GEVOLGD, maar naar te vrezen valt GESTUURD. Want voor veel Nederlanders is een letter heilig, en dus ook deze spook-n

Nu is door een woordvoerder van het Groene Boekje wel tegengeworpen dat we ook in heel veel werkwoordsvormen een n schrijven terwijl we die niet uitspreken: lopen, lachen, werken en duizenden meer. Maar dat is een onjuist en misleidend argument. ‘t Gaat bij deze werkwoorden om een SLOT-n die tot in de 19e eeuw in ‘t ABN door iedereen uitgesproken werd en die vandaag de dag nog door honderdduizenden Nederlanders uitgesproken wordt als ze Standaardnederlands spreken. Dat zijn onder andere de bewoners van oostelijk Nederland, Zeeland en West-Vlaanderen. Die zeggen lopen, werken enzovoorts, en dat bij alle werkwoorden en ook bij zelfstandige naamwoorden: huizen, kerken.

Nog een letter die we schrijven hoewel we ‘m niet uitspreken, aldus diezelfde woordvoerder, is de t in hij wordt. Ook dat argument is vals, want dat is een t die symbool is voor de werkwoordsuitgang van de derde persoon enkelvoud. Deze t is niet te horen in de kleine groep werkwoorden waarvan de stam op een t-klank eindigt: word, spit, vind, enzovoorts. Maar die t is wel te horen in de duizenden andere werkwoorden: werkt, loopt, zingt, lacht, huilt, bewondert , leest, blaast, piest, poept, schrijft, boert, hikt, krijgt, kijkt, bladert, hindert, keldert, rukt, hoort, maakt, zindert, musiceert, spreekt, fabriceert, chauffeert, neemt, huurt, koopt, selecteert, ergert, irriteert en zo kan ik nog wel even doorgaan.

‘T Zou vreemd als we bij die kleine groep de t zouden weglaten, omdat we ‘m daar niet horen. Deze t heeft namelijk een grammaticale betekenis: hij maakt de uitgang zichtbaar die van de werkwoordsvorm een derde persoon maakt. Dat is in vijf minuten aan iedereen uit te leggen.

Nog een argument dat wordt ingebracht ter verdediging van de tussen-n in paardebloem en dergelijke is dat ‘t maar om een kleine groep woorden gaat; ‘t zijn er 24. Men bedoelt dat de groep woorden die nu bij de hoofdregel gevoegd wordt, maar klein is. Maar inmiddels is de totale groep woorden waarin we die spook-n moeten schrijven per definitie ontelbaar groot.

Het aantal samenstellingen bijvoorbeeld met paard loopt in de honderden en er kunnen er elke dag weer bijkomen. Die moeten allemaal met n: paardenfokker, paardendraf, paardendressuur, paardenbout, paardenbron, paardenvlieg, paardendek, paardendeken, paardendistel, paardendief, paardenbijter, paardenbloem, paardenboer, paardenboom, paardenruif, paardenbeet, paardenslager, paardenhoofdstel, enzovoorts.
En datzelfde is natuurlijk ‘t geval bij alle eerste woorddelen van samenstellingen.

In 1995 werd de verandering aldus gepresenteerd:
"Er zit maar één hond in een hondehok; er wonen meer kippen in een kippenhok. Zo luidde de regel. Soms was er een tussen-e; soms een tussen -en. Nu komt aan deze verwarrende situatie een eind. 
De tussen-en wordt volgens de nieuwe regels geschreven, wanneer het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat:                              
a. in het enkelvoud op -e eindigt en alléén een meervoud heeft op -en;
of
b. in het enkelvoud niet op -e eindigt en een meervoud heeft op en."                  (http://taalunieversum.org/taal/spelling/1995/woordenlijst-nederlandse-taal)

En zo luidt de regel nog steeds, nu dus voor nog "24" woorden extra. Maar waarom bij ‘t besluit van 1995 om één van beide schrijfwijzen, -e of -en, bij álle samenstellingen in te voeren, de verkeerde weg is ingeslagen en niet eenvoudigweg gekozen is voor een tussen-e, daarover bewaren de spookrijders van de Taalunie ‘t stilzwijgen.

zie ook:

De terreur van de spelling
http://www.janstroop.nl/columns/terreurspelling.shtml

Print deze paginaOmhoog