De devaluering van de universiteit
spreekbeurt tijdens de manifestatie De continuïteit van de cultuur bedreigd, in De Balie, Amsterdam, 23 juni 1993; eerder verschenen in Jan Fontijn e.a.,Aanslag op de letteren, Amsterdam, 1993
Gedurende haar lange bestaan heeft de Europese Universiteit gefunctioneerd als het centrum van kennis en wijsheid. De Universiteit was een voedende moeder, een Alma Mater, naar wier borsten je als student mocht reikhalzen. ‘Studeren’ betekende op je tenen staan om hoger te komen.
Toen de democratisering golven studenten naar de universiteit dreef, heeft de universiteit zich door overheden en onderwijsdeskundologen een fatale keus laten opdringen. In plaats van te blijven staan op haar klassieke hoge niveau en de student te laten klimmen, is de universiteit omlaag gekomen. De moderne Alma Mater boog zich voorover en presenteerde haar boezem aan Jan en alleman. Ze moest wel, want iedereen met een papiertje moest worden toegelaten.
Vervolgens werd de docent gedwongen om het aantal geslaagden zo groot mogelijk te maken, niet in het belang van de wetenschap of de student, maar uit eigen belang. Sinds de zgn. ‘relatieve productiviteit’ het academische niveau en klimaat bepaalt, wordt een docent gekort als zijn percentages geslaagden te laag zijn, wat daar ook de oorzaak van is. Dus wat doen we dan? Juist, de eisen verlagen. Het is immers de kwantiteit die telt. Maar ook de middelbare school weet van transigeren bleek onlangs: toen er te weinig voldoendes voor Nederlands op het eindexamen waren behaald, is afgesproken iedereen een punt erbij te geven.
Je kunt trouwens niet zeggen dat het overheidsbeleid niet consistent destructief is. Begonnen werd met de afbraak van de culturele vakken op de middelbare school en nu is de Universiteit aan de beurt. Dat laatste hoef ik hier niet te illustreren, maar van het eerste moet ik u toch een voorbeeld geven. We nemen de HAVO. In 1972 werden er in de bovenbouw van de HAVO 10 uren Nederlands gegeven, 16 jaar later waren dat er nog 7. Over de salariëring zal ik het niet hebben; daar zijn zelfs de meeste scholieren al voldoende van op de hoogte. Binnenkort is er een tekort aan leraren Nederlands, is mij verteld. Niemand zal zich daar, vermoed ik, over verbazen.
De argumentatie voor de nu bekokstoofde inkrimping is dat onze faculteit te weinig studenten aantrekt of misschien zal gaan aantrekken. Dat komt voor een deel omdat die massaal naar het HBO gaan, de Hogescholen en zo. Waarom geniet dat HBO toch zoveel belangstelling? Ik vermoed ten eerste omdat BO staat voor het magische ‘beroepsonderwijs’, en ten tweede omdat je er zoveel leuke moderne vakken krijgt, economie en bedrijfskunde, maar wel mondjesmaat; van alles een beetje, van niets genoeg. En het leidt ook tot niets, in elk geval voor de meesten zeker niet tot meer beroepsmogelijkheden.
Een overheid die een faculteit straft omdat ze te weinig studenten aantrekt, dwingt die faculteit in feite om te concurreren met het HBO. Dat betekent: nog leuker en oppervlakkiger worden, wat nauwelijks meer kan, maar het is bovendien op flagrante wijze in strijd met wat de universiteit altijd geweest is en in een beschaafd land behoort te zijn: het centrum van het culturele leven, met als bijzondere taak het onderzoek van het immateriële, het terrein van de Faculteit der Letteren.
Even een vergelijking. Onze Faculteit der Letteren houdt straks vier docenten Nederlandse Taalkunde over, evenveel als in Wroclaw, Polen. Ik zeg Polen, en begrijp me goed: er zijn op dit ogenblik evenveel docenten Nederlandse Taalkunde in Wroclaw als binnenkort aan de grootste Universiteit van Nederland.
Het getuigt van barbarij als het marktmechanisme de maatstaf wordt, het wordt infaam als de Faculteit moet boeten voor het wanbeleid van de overheid, waardoor het beroep waartoe de Faculteit bij uitstek opleidde, en dat voor cultuuroverdracht van fundamentele betekenis is, dat van leraar dus, volledig gedevalueerd is. Maar een Bestuur dat zich dociel neerlegt bij een volstrekt cultuurvijandig dictaat, is onbekwaam.
De Universiteit van vóór de democratisering was elitair, niet in maatschappelijke zin, want anders stond ik hier niet, maar wel als het ging om de eisen die gesteld werden. Wat tegenwoordig als universitaire opleiding ‘aan velen’ wordt aangeboden is een zwakke afspiegeling van de universiteit van vroeger. Het gaat met de benaming universiteit dus eigenlijk net als met de ‘margarine’, die we boter zijn gaan noemen. De ‘Universiteit voor Velen’ dreigt een Alma Mater te worden, behangen met fopspenen.
Geef een antwoord