39. Mus
Kroatisch: vrabac; Frans: moineau; Duits: Spatz; Engels: sparrow; Portugees; pardal; Spaans: gorrión; Turks: serçe; Arabisch: صفور [esfwr]; Perzisch: نجشک
(dit zijn de namen in de moedertaal van onze medetuinders)
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, Zaandam, december 2020.
Met de mus gaat ’t niet goed. Dit vond ik op Wikipedia: In Nederland is ’t aantal mussen sinds de jaren 1970 afgenomen. Toen waren er naar schatting nog 1 à 2 miljoen broedparen. Tussen 1990 en 2000 is het aantal ongeveer gehalveerd. Wel erg ‘ruw’ die schatting: tussen 1 à 2 miljoen.
Ik merk ’t zelf ook trouwens, die achteruitgang. In mijn achtertuin zie ik ze nog maar heel af en toe. Jammer is dat want de mus is zo’n sympathiek en vrolijk vogeltje, met z’n zilveren geluid. Dat geluid, gezang mag je ’t niet noemen, is mooi onder woorden gebracht door de dichter Jan Hanlo.
DE MUS
Tjielp tjielp – tjielp tjielp tjielp
Tjielp tjielp tjielp – tjielp tjielp
Tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp
Tjielp tjielp tjielp
Tjielp
Etc.
(Jan Hanlo, uit Verzamelde gedichten, 1989)
36. Merel
In de taal van onze medetuinders: Arabic: طائر أسود (tayir ‘aswad); Frans: merle: Krowaats: kos; Spaans: mirlo; Turks: karatavuk. (vergeet ik er nog een?)
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, Zaandam, juni 2020
Dat je ouder wordt merk je ook aan je gehoor. Dat gaat achteruit, de hoge tonen komen niet meer binnen. Bij mij ligt de grens bij zo’n 6000 Hz. Alles erboven hoor ik niet meer. Dat betekent dat ik ’t geluid van kleine vogels nauwelijks nog waarneem.
Gelukkig is er de alomtegenwoordige merel. Die heeft zo’n sonoor geluid, met lage tonen, dat ik die nog altijd kan horen. ’t Is bovendien de vogel met de mooiste zang, vinden met mij de meeste luisteraars van ’t radioprogramma Vroege Vogels.
35. Rups
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, Zaandam, februari 2020
in de talen van onze medetuinders:
Arabisch يرقة (yarqa)
Engels caterpillar
Kroatisch gusjenica
Spaans oruga
Turks tırtıl
Dit stukje is een kleine taalkundige verhandeling naar aanleiding van de namen voor de rups, of eigenlijk over de enige naam die er in ons taalgebied bestaat voor de rups, namelijk rups en een aantal varianten, rupse, rups, ruspe, rusp, roepe, roep, ruip.
34. Regenworm
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, december 2019
In andere talen:
Arabisch dawdat al’ard (herspeld)
Kroatisch kišna glista
Spaans lombriz
Turks solucan
Omdat er boven de grond in deze periode weinig te beleven is, ga ik dit keer onder de grond, waar ik de regenworm ontmoet. De worm zoals ie in Noord –Holland genoemd wordt, is een bijzonder nuttig dier. Hij verbetert met zijn gegraaf de bodemstructuur. Hij maakt lange tunneltjes waar de lucht in kan doordringen en dat heeft weer tot gevolg dat bacteriën dieper in de bodem kunnen leven; dergelijke bacteriën zorgen voor een snellere afbraak van organische stoffen; dat las ik allemaal op Wikipedia. https://nl.wikipedia.org/wiki/Regenwormen
Mij gaat ’t nu verder over de benamingen voor de regenworm. Ze zijn in 1965 verzameld door ’t Meertens Instituut dat toen nog Dialectenbureau heette.
Bijen en imkers
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, augustus 2019
’t Gelderse landgoed Bingerden, gelegen aan de IJssel ten oosten van Arnhem, heette in 970 Bingart. In die naam zit ’t meervoud van bie, biën, en dat is dus de oudst bekende vermelding van de bij. Gart is natuurlijk ’tzelfde woord als we hebben in boomgaard. Tegenwoordig worden op Bingerden trouwens kwekerijdagen georganiseerd, met lezingen, o.a. over ‘wilde bijen’!
Vlinder
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, juni 2019
Ik sta er zelf van te kijken dat ik ’t nog eerder over de vlinder en zijn namen heb gehad, want er is geen insect dat zoveel namen heeft en dat is altijd leuk. Ik bedoel niet de namen voor de vele soorten vlinders die er zijn, als dagpauwoog, gamma-uil, atalanta, koolwitje, en vele meer. Nee, mij gaat ’t nu om de namen voor ‘vlinder in ’t algemeen’. Dat zijn er ook ontzettend veel. Wat voorbeelden: ellekapelle, pinnevoegel, beuterschutte, botervijver, capelle, pepel, fijfautre, flieflottre, flikketeer, flinter enzovoorts. Zie ook verder in dit stukje.
Tuingereedschap: spa en schop
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, april 2019
De twee gereedschappen waar dit stukje over gaat, moeten oud zijn net als die uit m’n vorige stukje, schoffel en schrepel. Nog niet uit ’t Neolithicum, de prehistorische periode die ca. 11.000 v. Chr. begon). Dat was de periode waarin een samenleving van jagers/verzamelaars langzaam overging in een van landbouwers. Voor landbouw heb je andere gereedschappen nodig dan voor de jacht en dus moeten er in dat Neolithicum werktuigen uitgevonden zijn om de grond te bewerken.
Tuingereedschap: schoffel en schrepel
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, februari 2019
In mijn serie ‘Tuingereedschap’ zijn nu de schoffel en de schrepel aan de beurt. Dat zijn wat mij zelf betreft de meest gebruikte tuingereedschappen. Er is altijd wel wat te wieden, en daar dienen ze toch voor.
De ui
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, december 2018
De beste tijd om uien te oogsten is al lang weer voorbij. Die valt in augustus las ik ergens, maar een stukje over de benaming ui kan natuurlijk altijd. Dat ik dat nu pas doe, vind ik eigenlijk wel gek, want de ui (Allium cepa) is voor een taalkundige een heel dankbare plant. Zijn verschillende benamingen geven namelijk een mooi beeld van de culturele invloeden, die ons taalgebied in de loop van de tijd heeft ondergaan, in de vorm van leenwoorden.