Woordmetathesis*) over sinaasappel/appelsien e.d.

Eerder verschenen in Taal en Tongval (jrg. 47 (1995), blz. 205-219

Wie van de ober een pannekoek met appelmoes wil, maar per ongeluk koekepan en moesappel zegt, krijgt iets anders op zijn bord dan hij bedoelt. Dat komt door het simpele feit dat bij Nederlandse samenstellingen het rechter lid het ‘hoofd’ is, het linker deel de bepaling. Het is bekend dat de betekenisrelatie tussen de twee delen van een samenstelling heel verschillend kan zijn, maar de hiërarchie is onveranderlijk: links bijzaak, rechts hoofdzaak. De beklemtoning van een samenstelling geeft aan die verhouding op in zekere zin paradoxale wijze vorm: de klemtoon ligt steeds op het linkerdeel. De ANS (100) zegt, nadat eerst is vastgesteld dat bij een samengesteld substantief het bepalende lid voorop staat: Het bepalende lid van de samenstelling krijgt gewoonlijk het woordaccent. De aldaar gegeven composita illustreren dat: melkchocolade, chocolademelk, frisdrank, leeszaal.

Lees verder “Woordmetathesis*) over sinaasappel/appelsien e.d.”

Ga toch fietsen

Artikel op Neder-L: http://nederl.blogspot.nl/2012/02/ga-toch-fietsen.html

Naschrift (2014)

Maar waar fiets dan wel vandaan komt, is nog steeds niet duidelijk. Er bestaan verschillende verklaringen, die allemaal hun bezwaren en hun verdedigers hebben. Ewoud Sanders opteert in zijn boek over de fiets voor een herkomst uit een (Brabants) dialectwoord vietse dat ‘je snel voortbewegen betekent’. Leendert Brouwer (in Genealogie, juni 2012) ziet in fiets een woord dat ontleend is aan de familienaam Fiets, een eponiem dus.

Ikzelf hang de theorie aan van de taalkundige C.B. van Haeringen. Die schreef in 1957: ‘Wie zoals ik het woord fiel(e)sepee en zelfs de tussenvorm fietsepee nog heeft horen gebruiken, kan moeilijk twijfelen aan de juistheid van de afleiding van fiets uit vélocipède, niettegenstaande de bezwaren daartegen bij mensen van een generatie die de vroegste geschiedenis van de fiets nog hebben beleefd.’ [16]

Daar zou je tegen in kunnen brengen dat het Franse woord met een v begint en fiets met een f. Dat bezwaar vervalt als je ziet dat de oudste vorm van het bijbehorende werkwoord, te vinden in de Graafschap-bode van 1 mei 1886, vietsen luidt. Nu is er in de taal veel mogelijk, maar een verandering vietsen in fietsen ligt toch meer voor de hand (denk aan al die v’s aan het begin van woorden die f worden), dan dat fietsen verandert in vietsen.

Een ander kritisch punt lijkt de t, want die ontbreekt in het Franse woord velocipède. Maar dan wijs ik op het naast elkaar bestaan van woordparen als: krassen > kratsen; kissebissen > kissebitsen; splissen > splitsen. Met andere woorden, het invoegen van zo’n t is niet zo uitzonderlijk.

PS opnieuw bekeken, in de spiegel

over weps en geps

eerder verschenen in  De kunst van de grammatica, bundel bij het afscheid van Frida Balk-Smit Duyzentkunst, Amsterdam 1992, blz. 197-204

In een artikel over de metathesis van s en p (Stroop 1981) heb ik over de werkelijke oorzaak van de omzetting -sp > -ps geen uitspraak kunnen doen. Er zijn talen genoeg waar een -sp lettergreepeinde heel normaal is en bovendien blijken ook Nederlanders er na een moeilijke aanleerfase uiteindelijk geen problemen mee te hebben. Wel is het gedrag en het recidivisme van de vaak ‘fout’ genoemde -ps-volgorde zodanig dat hier geen sprake kan zijn van een gewone ‘verspreking’; zie Antilla (1972:75), die voor de metathesis ten onrechte de term ‘lapse’ bezigt. Trouwens het is moeilijk voor te stellen dat een verspreking er in zou slagen binnen te dringen in de reguliere spraak van honderduizenden, zoals met de omzetting van bijv. gesp -> geps toch gebeurd is; zie daarvoor de kaarten in (Stroop 1981).

Lees verder “PS opnieuw bekeken, in de spiegel”

Hun hebben de taal verkwanseld

over Poldernederlands, ‘fout’ Nederlands en ABN, 2010

Op feestjes is het een dankbaar gespreksonderwerp: het Nederlands holt hard achteruit, niemand spreekt de taal nog fatsoenlijk. ‘Hun hebben’, ‘groter als’, ‘overblaaiven’: het zijn afwijkingen van de standaardtaal die zijn terug te voeren op het taalgebruik van bepaalde sociale klassen – en die eigenlijk ‘fout’ zijn.

Jan Stroop heeft de evolutie van het Nederlands onderzocht. Hij doet daarvan verslag en geeft aan hoe de taal zich verder zal ontwikkelen. Hij is de ontdekker van het Poldernederlands, de variant van onze taal die aanvankelijk vooral gesproken werd door succesvolle vrouwen tussen de dertig en veertig jaar oud, maar die inmiddels hard op weg is de nieuwe versie van het ABN te worden. Hoe de taal verandert, onder invloed van wie en wat, waarom dat goed is en tegelijk droevig stemt, dat is het onderwerp van Hun hebben de taal verkwanseld.

klik hier voor deze voorpublicatie

Popmuziek als romantisch fenomeen

eerder verschenen in De Gids jaargang 137 (1974), blz. 442-459

0.1
Zo op het eerste gezicht zijn de twee in de titel verenigde begrippen, popmuziek en romantiek, geen verschijnselen die men onmiddellijk met elkaar in verband zal brengen. Immers de hier genoemde muzieksoort heet “vulgaire hedendaagse amusementsmuziek” te zijn 1), terwijl de Romantiek een stijlvorm is “waarbij de nadruk wordt gelegd op het primaat van het persoonlijk ervaren gevoel van de mens … in het kader van zijn verhouding tot zichzelf, de natuur, de maatschappij, de geschiedenis en het bovennatuurlijke” 2); wel even wat anders dus. En deze laatste definitie is nog niet eens volledig, want er wordt in voorbijgegaan aan een uitermate belangrijk aspect van de achttiende- en negentiende-eeuwse Romantiek, namelijk dat ze eenreactie was op een cultuur die tekort deed aan de emotie. De Romantiek was enerzijds een antwoord op het rationalisme van de tijd daarvoor, maar moet bovendien zeker ook in verband gebracht worden met een maatschap pelijk verschijnsel als de industrialisatiemet alle kwalijke gevolgen vandien voor de mens en zijn omgeving. Dat dit in die tijd ook zo gezien werd, blijkt uit Shelley’s Defence of poetry: “The cultivation of those sciences which have enlarged the limits of the empire of man over the external world, has, for want of the poetical faculty, proportionally circumscribed those of the internal world; and man, having enslaved the elements, remains himself a slave.” Juist in die kwaliteit van reactie ook is de Romantiek zo goed te vergelijken met de ’tegencultuur’ die in onze dagen ontstaan is en waarvan de popmuziek wel de opvallendste exponent is.

Lees verder “Popmuziek als romantisch fenomeen”

De devaluering van de universiteit

spreekbeurt tijdens de manifestatie De continuïteit van de  cultuur bedreigd, in De Balie, Amsterdam, 23 juni 1993; eerder verschenen in Jan Fontijn e.a.,Aanslag op de letteren, Amsterdam, 1993

Gedurende haar lange bestaan heeft de Europese Universiteit gefunctioneerd als het centrum van kennis en wijsheid. De Universiteit was een voedende moeder, een Alma Mater, naar wier borsten je als student mocht reikhalzen. ‘Studeren’ betekende op je tenen staan om hoger te komen.

Lees verder “De devaluering van de universiteit”

Ook het onzijdig die verdwijnt

in Vaktaal, jaargang 20, nr. 1/2, 2007, blz.12-13

In Bieslog van 10 augustus 2004 signaleert Wim de Bie het verloren gaan van de genitivus van’t vrouwelijke betrekkelijke voornaamwoord bij vrouwelijke personen, te weten wier. Hij schrijft letterlijk:

“De vrouw wier is zeldzaam geworden. Wiens wint. De man wiens en de vrouw wiens. De vrouw wiens passeert schrijvers, correctoren en eindredacteuren. Moeten we er dan nog over knorren? …..Vaarwel vrouw Wier!”

Aldus Bieslog.

Dat de vrouw wiens sterk in opkomst is, blijkt ook bij een zoektocht via Google: 12.400 hits, hoewel nog altijd meer gevallen van de vrouw wier: 16.900. Ook het meervoudige wier wordt tegenwoordig regelmatig vervangen door wiens: “personen wiens gegevens niet achterhaald konden worden” (59.600 Google-hits personen wiens). Deze verandering is een mooi voorbeeld van het verdwijnen van één van twee woorden die (ongeveer) dezelfde grammaticale functie hebben.

Lees verder “Ook het onzijdig die verdwijnt”